Kunstmuseum Den Haag has a treasure chamber of over 160.000 pieces of art. Here we work on making the highlights from this collection available online.
BESCHRIJVING
Licht conische voet met neerwaarts omgeslagen rand. Holle balusterstam met schijven, cilindrische kelk. Gewelfd deksel met knop in vorm van holle baluster met schijven en nodus. Voet gegraveerd met de naam "A. VERWIEL". Op kelk gekalligrafeerd opschrift: "Avaritia vitanda", op het deksel in Romeinse kapitalen het opschrift: "IN WEELDE SIET TOE".
VERVAARDIGING
François Crama (1637-1718) kwam uit een gezin dat, net als Van Heemskerk, werkzaam was in de Leidse textielnijverheid. Hijzelf verdiende vanaf 1683 zijn geld als schrijfmeester aan de Latijnse School en als godsdienstonderwijzer aan de Waalse Kerk. Behalve het schoonschrijven op papier getuigt ook een gevelsteen uit 1685 boven de poort van het St. Annahofje in Leiden van zijn kalligrafische vaardigheden.
Zijn vroegst gesigneerde glas dateert uit 1682. De laatste twee van de totaal vijf bekende, door hem gesigneerde glazen zijn 1715 en 1717 gedateerd. Crama had toen de respectabele leeftijd bereikt van 78 respectievelijk 80 jaar. Aan dit kleine oeuvre voegt Smit nog enkele toegeschreven stukken toe (Smit 1989a, p. 37-39).
Tot 1984 werden de 'Crama f' gesigneerde glazen in de literatuur toegeschreven aan François' dochter Elisabeth, die volgens contemporaine bronnen excelleerde in schoonschrijven op papier en perkament en die haar vader assisteerde in de schoollessen. Smit concludeert op grond van biografisch onderzoek dat Elisabeth in het jaar 1682 pas 10 jaar oud was en dus onmogelijk het gecompliceerde schrift op een fles uit dat jaar kan hebben vervaardigd (Veilingcat. Christie's Londen, 19 juni 1984, nr. 309; Smit 1989a, p. 37). Het werk van François Crama is nog verfijnder uitgevoerd dan dat van Van Heemskerk, van wie hij mogelijk het werken op glas leerde. Wellicht in navolging van hem combineerde Crama schuinschrift op een kelk met hoofdletters in Romeins schrift op een deksel en voet. De dekselbokaal in het museum is daarvan een voorbeeld.
VOORSTELLING
De kunst van het kalligraferen of schoonschrijven op glas bereikte een hoogtepunt in de eerste helft van de zeventiende eeuw met de zusters Roemers Visscher en Anna Maria van Schurman. Slechts een klein aantal glazen van hun hand is bewaard gebleven. Ook in de tweede helft van de eeuw zette dit hoge niveau zich voort en zorgde voor een stroom van gekalligrafeerde glazen en flessen, waarvan tegenwoordig elke respectable glasverzameling wel voorbeelden in huis heeft. Hoewel schoonschrijven de gehele zeventiende eeuw een bezigheid was waarin traditioneel veel schoolmeesters excelleerden, was het schrijven op glas zelden het werk van professionele kalligrafen, eerder een aangenaam tijdverdrijf voor mannen en vrouwen uit de hogere lagen van de burgerij. Kalligraferen vereist een grote concentratie, een vaste hand en een goed oog om de letters niet al te sierlijk vorm te geven met krullend bijwerk, maar ook om op rond glas de onderlinge afstanden zodanig te bepalen dat de tekst goed uitkomt. Zie over de Nederlandse zeventiende-eeuwse kalligrafie en een inventarisatie van de gekalligrafeerde teksten Smit 1989 a. De beroemdste kalligraaf waarvan het meeste werk bewaard is gebleven, is ongetwijfeld de in Leiden werkzame Willem Jacobsz. van Heemskerk. Het Kunstmuseum bezit vier flessen, een roemer, een kelkglas en een berkemeier die door Willem van Heemskerk op zijn kenmerkende wijze zijn gesigneerd. Een door Jacob van Heemskerk gesigneerd glas met kalligrafie in de collectie is het enige werk dat van hem bekend is. Een stadsgenoot en door familierelaties mogelijk bekende van Van Heemskerk was de schoolmeester François Crama, die eveneens een hoog niveau bereikte met het kalligraferen op glas. Van hem bezit het museum een gesigneerd glas en een aan hem toegeschreven dekselbokaal.
VOORSTELLING
Beide spreuken hebben eenzelfde boodschap. De tekst op het deksel is ontleend aan de spreuk 'In voorspoet siet toe' uit de publicatie Silenus Alcibiadis van Jacob Cats (1577-1660) uit 1618. De spreuk impliceert dat men zich in tijden van voorspoed verstandig en matig dient te gedragen. De Latijnse tekst is een aansporing zich van hebzucht of gulzigheid te onthouden. De naam A. Verwiel, een van de vier getuigen bij de doop op 5 november 1681 van François Crama, het zevende kind van de kalligraaf en zijn vrouw Jeanne Bonte. Mogelijk kreeg zij het glas als herinnering aangeboden. Het is deze relatie op grond waarvan de toeschrijving aan Crama is gebasserd, zie Smit 1989 a, nr. A29
BRON
Pijzel-Dommisse, Eliëns 2009
J. Pijzel-Dommisse, T.M. Eliëns, cat. tent. Glinsterend Glas. 1500 jaar Europese Glaskunst. De collectie van het Gemeentemuseum Den Haag, Zwolle/Den Haag (Gemeentemuseum Den Haag) 2009, nr. 282
Vermelde literatuur/referenties:
Smit 1989 a
F.G.A.M. Smit, Inscriptions in Calligraphy on glass. Uniquely Dutch seventeenth-century calligraphy on glass, Peterborough (ongepubliceerd manuscript) 1989