Toorops tegeltableau Jong Holland

Tegeltableau ‘Jong Holland’, ontwerp Jan Toorop, uitvoering i.s.m. Plateelbakkerij Rozenburg, 1903, veelkleurig geglazuurd grès cérame met ingegrift decor, 105 x 160 cm, Kunstmuseum Den Haag

Het kon niet anders dan dat de grote verstedelijking en de komst van een nieuwe massacultuur in de laatste decennia van de negentiende eeuw hun weerslag hadden. Gelijk opgaand met de groei van de steden, groeide dan ook de fascinatie voor het leven buiten de stad: de natuur en het platteland. Als reactie op een nieuwe massacultuur van gecultiveerde efficiency ontstond een fascinatie en waardering voor het ongerepte en onbeschaafde.

Een ‘ware’, onbedorven cultuur
Bewust en onbewust werd het leven buiten de stad van een archaïsch en idyllisch imago voorzien. Bezien vanuit de stad zag het platteland er heel anders uit dan het beeld dat de ‘plattelanders’ er zelf van hadden. De stedeling zag het platteland als de buitenkant van een andere, onbekende wereld die nog ontdekt moest worden. Op het platteland, en onder de plattelanders, meende men nog een ‘ware’, onbedorven cultuur aan te treffen. ‘Onder den rook van Amsterdam wonen menschen, vele zelfs, voor wie die stad geenerlei bekoring heeft, wien het slenteren langs de winkels verveelt en de roezige drukte benauwt’, schrijft Rudolph Tutein Nolthenius in 1909. Tutein Nolthenius was waterstaatkundig ingenieur, maar zette zich rond de eeuwwisseling ook in voor de ‘volkskunde’ en de waardering van het ‘echte volk’. ‘Beklaag die menschen niet’, vermaant hij. ‘Hun ziel is anders gestemd dan de onze, (…) [maar] hun leven [is] rijker dan dat van menig stedeling. Zij vormen het eigenlijke “volk” (…)’

Ansichtkaart met vrouwen in Oost-Terschellinger streekdracht, ca. 1904. Uitgave P. Stobbe Lzn, West Terschelling

Met ‘het eigenlijke “volk”’ bedoelde Tutein Nolthenius dus de bevolking op het platteland, de ware nationale cultuur. Een cultuur die je in de etalage kon zetten op Wereldtentoonstellingen en tijdens Klederdrachtfeesten in de hoofdstad (in 1913), en die je kon conserveren en documenteren in een Nationaal Openluchtmuseum (opgericht in 1912). De idealisering en conservering van het platteland en zijn bewoners creëerde een geruststellende gedachte: op de ‘echte’ Nederlander hadden de negatieve kanten van de moderne tijd gelukkig geen vat; binnen de razernij van een snel veranderende wereld bleef de nuchtere volksaard behouden.

Hollandmanie
Die boodschap kan ook worden opgemaakt uit het tegeltableau Jong Holland dat de Haagse Plateelbakkerij Rozenburg presenteerde op de wereldtentoonstelling van 1904 in het Amerikaanse St. Louis. Net als andere Hollandse keramiekfabrikanten speelde Rozenburg hiermee in op de ‘Hollandmanie’ die al sinds de jaren tachtig in de Verenigde Staten woedde. Alles wat Amerikanen herinnerde aan hun verre Nederlandse voorvaderen werd in St. Louis op grote schaal uitgevent. Tegeltableaus naar schilderijen van de Haagse School en meesters van de zeventiende eeuw hingen in rijen boven en naast elkaar. Op sokkels werd nieuw Delfts blauw getoond en de Amsterdamse plateelfabriek De Distel had voor haar aardewerk zelfs een oudhollands huisje opgetrokken.

Jong Holland was gemaakt door de op dat moment al internationaal vermaarde kunstenaar Jan Toorop, op verzoek van Rozenburg-directeur Jurriaan J. Kok. Toorop had eerder al ‘met eigen hand’ de tegeltableaus voor de Beurs van Berlage ‘gesneden’, hetgeen Kok goed was bevallen. “Wat zoo eigenaardig is bij deze uitvoering is, dat zoo geheel de persoonlijkheid van den artiest in de uitvoering bewaard blijft”, jubelde hij. “Geen kopie dus hier van Toorop’s teekeningen, maar door eigen hand gesneden werk. Zijn eigen ik ligt dus in ’t geheel besloten; geen lijntje of vormpje of het is van hemzelf.”

Het tegeltableau, vervaardigd uit veelkleurig grès cérame – een substantie die het midden houdt tussen aardewerk en porselein – heeft een voor Rozenburg ongekend heftig kleurenpalet en een zwaar reliëf van vrolijk golvende lijnen die de handgevormde tegels doorkruizen. Het nuchtere, o zo Hollandse tafereel breekt daar echter volledig mee. Jong Holland toont, zo schreef Toorop aan de kunstcriticus Albert Plasschaert, “een badend kind in zee tusschen twee Domburgsche figuren”. Of Toorop deze figuren daadwerkelijk zo in Domburg heeft aangetroffen, valt te betwijfelen. De streekdracht van de vrouw – met name de vorm van de muts en de oorijzers met bolspelden – wijst eerder in de richting van Zuid-Beveland dan Walcheren. Mogelijk deed het gezin Domburg aan voor een dagje strand, wat zou verklaren dat Toorop de dame in feestelijke zondagse dracht heeft weergegeven.

Pootjebadend in de schuimkoppende branding staan ze er opvallend onbewogen bij. Dat is niet zonder reden. Jong Holland werd gemaakt als fabrieksreclame en moest in Amerika als uithangbord dienen. In een woelige moderne wereld is de nuchtere en onverstoorbare Hollander niet van zijn stuk te brengen, lijkt het tableau te willen zeggen.

Dit artikel is geschreven door Jan de Bruijn, conservator moderne toegepaste kunst en vormgeving.