Met de driehoek kunst, wetenschap en samenleving naar een rechtvaardige toekomst

Essay door Judi Mesman

Longread, leestijd circa 10 minuten

I know the world is bruised and bleeding, and though it is important not to ignore its pain, it is also critical to refuse to succumb to its malevolence. Like failure, chaos contains information that can lead to knowledge - even wisdom. Like art. - Toni Morrison 

De gekneusde en bloedende wereld waarover Toni Morrison in bovenstaand citaat schrijft is terug van nooit weggeweest. Voor sommigen die decennia van relatieve welvaart en rust mochten meemaken een schok, voor anderen uit minder bevoorrechte delen van de wereld een vanzelfsprekendheid. Meer dan een derde van de wereldbevolking leeft onder een autoritair regime en nog eens een vijftien procent heeft te maken met democratieën met autoritaire trekken waarin burgerlijke rechten en vrijheden niet gegarandeerd zijn. Het autoritair populisme dat in Europa in opmars is kenmerkt zich door wij-zij denken waarin de nationale cultuur bedreigd zou worden door de ‘ander’ en de massa zich afzet tegen ‘de elite’. Zoals op vele protestborden op de demonstratie tegen racisme en fascisme van 22 maart 2025 in Amsterdam te lezen viel: 'The future is now!' Bewustzijn in het heden creëert de werkelijkheid van morgen. Of om met James Baldwin te spreken: 'There is never time in the future in which we will work out our salvation. The challenge is in the moment; the time is always now.' Deze urgentie ligt aan de basis van de tentoonstelling New New Babylon.

 

De geschiedenis leert dat kunst en wetenschap (samen met onafhankelijke rechtspraak en persvrijheid) het onder autoritaire en/of populistische leiders vaak als eersten moeten ontgelden. Kunst en wetenschap zijn ideale doelwitten omdat zij niet alleen geassocieerd worden met de elite, maar ook staan voor hoop en nieuwe ideeën die ingaan tegen de heersende normen, voor het vanzelfsprekende bevragen en de samenleving vanuit nieuwe perspectieven te bezien. Beide gebieden gaan in essentie over voorstellingsvermogen, over creativiteit en experimenteren op nog onbekend terrein waardoor nieuwe inzichten ontstaan, visioenen van een mooiere en betere wereld, en soms zelfs de revolutie. Zo bezien zouden de twee beroepsgroepen natuurlijke bondgenoten moeten zijn in het streven naar een rechtvaardige samenleving. Toch is de veelbelovende ‘driehoek’ kunst, wetenschap en samenleving nog lang niet vanzelfsprekend.  

Toen ik nadacht over de belemmeringen die samenwerking tussen kunst en wetenschap in de weg staan kwam de draw-a-scientist-test in me op. Al decennia lang wordt onderzoek gedaan naar het beeld dat mensen hebben van wetenschappers door ze te vragen een wetenschapper te tekenen. En al decennialang komt dat neer op een wat oudere witte man in een witte jas. Een simpele google search met de term ‘wetenschapper’ leidt tot afbeeldingen die exact dat beeld weergeven, meestal in een steriele kleurloze laboratoriumomgeving met allerlei ingewikkelde instrumenten. Het stereotiepe beeld van een kunstenaar staat daar min of meer diametraal tegenover. Hoewel onderzoek naar dit beeld bij mijn weten ontbreekt, komt google bij het woord ‘kunstenaar’ met afbeeldingen van voornamelijk witte mannen (maar ook vrouwen) van verschillende leeftijden in rommelige ateliers met kleurrijke schilderijen waarbij de kleding van de kunstenaar niet zelden ook onder de verf zit. Met deze beelden is het geen wonder dat kunst en wetenschap niet als natuurlijke partners worden gezien. 

Maar je hoeft geen surrealist te zijn om te begrijpen dat beelden bedrieglijk zijn en niet verward moeten worden met de werkelijkheid. In de wetenschap en de kunsten zijn uiteenlopende disciplines te onderscheiden, terwijl de stereotypen standaard uitgaan van bètawetenschappen en schilderkunst. Een historicus (alfa) of socioloog (gamma) die zich bij uitstek met maatschappelijke thema’s bezighouden zul je niet snel in een witte jas in een laboratorium vinden, maar die hebben dan ook doorgaans een lager aanzien dan bètawetenschappers. Zo beweerde een vooraanstaand wiskundige eens op televisie dat bètawetenschappers natuurlijk het slimst zijn. Hij kende naar eigen zeggen nog wel enkele alfawetenschappers die knappe dingen konden, maar hij had nog nooit een gammawetenschapper ontmoet die iets kon wat de moeite van het kunnen waard was. Ik ben bang dat hij het niet ironisch bedoelde. De programmamaker had dan ook zijn best gedaan om het stereotype van de sociaal onbeholpen wereldvreemde wetenschapper fier overeind te houden. 

Vermeende wereldvreemdheid wordt zowel wetenschappers als kunstenaars aangewreven. Opgesloten in een lab of atelier, in diepe concentratie en monomaan op jacht naar een wetenschappelijke of creatieve doorbraak. Ook enige mate van gekte als onvermijdelijke bijwerking van genialiteit past in dat beeld. Maar dat lijken op het eerste gezicht dan weer niet de types waarvan de maatschappelijke revolutie het moet hebben. Of toch? In een wereld waarin nut en opbrengst dicteren of iets waarde heeft zijn wetenschap om de wetenschap en kunst om de kunst op zichzelf al radicaal te noemen. Kennis en schoonheid als intrinsiek waardevol voor de mensheid, voor mens-zijn, ook als het niet direct iets tastbaars oplevert of een concrete boodschap verkondigt. Die gedachte is in deze neoliberale werkelijkheid al subversief, zeker in de ogen van politici die intellect en creativiteit ten diepste wantrouwen. ‘Linkse hobby’s’ waar de hardwerkende Nederlander geen belastingcenten aan wil besteden. 

Die linkse hobby’s worden zo mogelijk als nog problematischer gezien als wetenschappers en kunstenaars zich wél concreet gaan bemoeien met de samenleving en de toekomst van mens en planeet. Kennis om de kennis kan ondanks de zweem van verdacht intellectualisme nog op bewonderende instemming rekenen, maar wetenschappers worden wel geacht neutraal te zijn en waardenvrije kennis te produceren. Een verhandeling over de onmogelijkheid van neutraliteit zal ik achterwege laten (maar zie bijvoorbeeld het werk van Sandra Harding), want interessanter in deze discussie is de onwenselijkheid van neutraliteit. Moet een wetenschapper die onderzoek doet naar kindermishandeling werkelijk onverschillig staan tegenover dat fenomeen? Bij dit voorbeeld schudden mensen al snel van nee. Maar als je vraagt of een wetenschapper die onderzoek doet naar racisme daarover een mening mag hebben is de ‘beschuldiging’ van activisme nooit ver weg. Natuurlijk moet een wetenschapper zich houden aan academische standaarden voor onderzoek zodat de uitkomsten controleerbaar, valide en betrouwbaar zijn, maar dat hoeft een stevige politiek-maatschappelijke mening zeker niet in de weg te staan. Sterker nog, zoals Joseph-Salisbury en Connely in hun boek Anti-racist scholar-activism schrijven als ze een observatie van W.E.B. Dubois samenvatten: 'There is simply too much at stake to engage in pretensions of neutrality'. 

Ook in de kunsten laait bij tijd en wijle de discussie over maatschappelijk engagement op, maar er zijn oneindig veel meer initiatieven van kunstenaars die zich met lokale gemeenschappen inzetten voor sociale rechtvaardigheid dan dergelijke initiatieven van wetenschappers. In het boek Radical Futurisms van T.J. Demos worden de kunsten direct verbonden aan anti-systeem activisme en radicaal futurisme: 'radical futurisms resituate and expand time’s operation as contestable, reinventable, and multiply structured'. Het boek beschrijft vele inspirerende voorbeelden van over de hele wereld waarin kunstenaars zich met hun werk inzetten tegen onderdrukking, voor solidariteit en voor rechtvaardigheid. Ook het werk van Nederlandse kunstenaars zoals Jonas Staal en Jeanne van Heeswijk wordt hierin besproken als exemplarisch voor collectieve creativiteit ten behoeve van radicale esthetisch-politieke toekomstvisies. Zoals Staal in een interview zei gaat dat niet zomaar, want 'er is altijd een strijd tussen de wereld die er is en een wereld die je wilt maken.' Wetenschappers gaan vaak niet verder dan denken over kennis die ze willen maken, die anderen dan weer mogen inzetten voor het maken van een betere wereld.   

Moeten alle kunstenaars en wetenschappers zich dan in hun werk committeren aan activisme met een politiek toekomstdoel? Zeker niet. Zowel in de kunst als in de wetenschap moeten vrijheid en autonomie voorop staan. Zolang men niet claimt waardevrije kunst of wetenschap te produceren hoor je mij niet klagen. Hoewel, misschien toch. Mensen die werkzaam zijn in domeinen die als bastions van vrijheid zouden moeten fungeren, hebben ook een plicht om vrijheid in meer algemene zin met hand en tand te verdedigen. Als niet vanuit solidariteit, dan op zijn minst uit lijfbehoud. De inmiddels gevleugelde uitspraak 'silence is complicity' is notabene afgeleid van een uitspraak van Einstein, zo’n beetje het prototype van een wetenschapper. Dus zelfs als de inhoud van het werk niet direct maatschappelijke doelen dient, is stilte geen verantwoorde optie. Zoals één van mijn kinderen die zich in de wereld van de podiumkunsten beweegt pas zei: 'het maakt me niet uit of kunstenaars hun werk inzetten voor een betere wereld, als ze in ieder geval als mens maar in actie komen tegen onrecht'. Tegelijk is de scheidslijn tussen mens-zijn en kunstenaar- of wetenschapper-zijn doorgaans heel dun. De geëngageerde mens in de kunst of wetenschap zou zich in ieder geval vrij moeten voelen om ook beroepsmatig stelling te nemen en hun talent in te zetten voor vooruitziend en vooruitstrevend werk ten behoeve van de samenleving. 

Naast stereotypen en interne strijd over de rol die kunst en wetenschap zouden moeten of mogen spelen in de vormgeving van de samenleving nu en in de toekomst, zijn er ook institutionele obstakels. Wetenschappers oefenen hun beroep vrijwel uitsluitend uit in de context van een instituut, meestal een universiteit (maar ook een hbo-instelling of onderzoeksbureau). Kunstenaars daarentegen werken maar zelden in een institutionele context en passen als werknemer niet in het rigide functie-orderingsysteem van een universiteit. Ook de financiering van de twee domeinen vindt plaats in volledig gescheiden domeinen, met slechts enkele uitzonderingen in de vorm van eenmalige calls voor multidisciplinaire projecten die wetenschap en kunst verbinden. De meeste samenwerkingen moeten het dus hebben van gemotiveerde individuen die uit intrinsieke interesse naar elkaar op zoek gaan over de domeingrenzen heen. Maar zonder financiering en institutionele inbedding zijn langdurige verbindingen die echt toekomstgericht kunnen werken veel lastiger te bewerkstelligen.  

Er zijn ook institutionele lichtpuntjes. Zo besloot de Koninklijke Akademie van Wetenschappen (KNAW) in 2014 om de Akademie van Kunsten (AvK) op te richten. Dit was eigenlijk een terugkeer naar de oorsprong van de KNAW, wier voorloper in de eerste helft van de 19e eeuw al een afdeling voor ‘schoone kunsten’ kende. De AvK beschrijft in haar missie helder waar het om gaat en noemt daarbij ook (zij het impliciet) de waarde van de driehoek kunst, wetenschap en samenleving: 'De Akademie van Kunsten versterkt en verdedigt van de positie van kunst in onze maatschappij. Omdat kunst onmisbaar is voor het welzijn van de samenleving en waardevolle manieren biedt om de wereld beter te begrijpen en scherper te bevragen. Zij richt zich daarbij zowel op de belangen van de kunstwereld zelf als op de grote uitdagingen van onze tijd. De Akademie benadrukt daarin steeds de verbinding tussen de kunsten onderling, tussen kunst en maatschappij en tussen kunst en wetenschap.'

Dit jaar zijn weer vijf nieuwe leden van de AvK geïnstalleerd: een muzikant, een theatermaker, een schrijver, twee beeldend kunstenaars. Het was net als ieder jaar een inspirerend gezelschap dat aan het publiek werd voorgesteld tijdens een feestelijke bijeenkomst met mooie odes en muzikale omlijsting in het Trippenhuis in Amsterdam, ofwel ‘het huis’ van de KNAW zoals president Marileen Dogterom het altijd mooi noemt. In de zaal zaten vooral familie en vrienden van de nieuwe leden en ‘oudere’ leden van de AvK. Er was echter maar een handvol wetenschappers aanwezig, terwijl de KNAW 500 leden heeft en het iedere geïnteresseerde wetenschapper vrij staat om de bijeenkomst bij te wonen. Zo makkelijk laten kunst en wetenschap zich dus niet integreren. 

Voorzitter van de AvK Liesbeth Bik legde in haar openingsspeech nog maar eens uit waarom de driehoek kunst, wetenschap en samenleving zo waardevol is: 'Het verlies van vrijheid, minachting voor levens en het verlies van academische en artistieke vrijheid hangen samen. Zij zijn in het geding in onze wereldwanorde. (…) Ik zie de rol van de kunsten (…) als een activiteit om bestaande kennis tegen zichzelf te keren om je mogelijke en onmogelijke toekomstbeelden voor te stellen.' Daarbij ziet ze een belangrijke plek voor samenwerking met andere kennisgebieden zoals de wetenschap om de werkelijkheid te begrijpen én de samenleving vorm te geven. De stap naar een toekomstgerichte agenda voor een betere wereld is in verschillende initiatieven van zowel de KNAW als de AvK terug te vinden, maar werkelijk integratieve programma’s over domeingrenzen heen zijn nog zeldzaam. 

De veelbelovende driehoek kunst, wetenschap en samenleving is alles overziend nog vaak een losse verzameling van drie lijnen die nog aan elkaar gelijmd moeten worden zodat ze ook echt een driehoek vormen. De neiging is al snel om die lijm in termen van instituties en financiering te willen oppakken. Natuurlijk kunnen institutionele en financiële steun een idee of een beweging vleugels geven, maar een radicale herbezinning op de toekomst wordt zelden bewerkstelligd met bureaus en geld, zo hoor ik om mij heen. Daar zit wat in, maar toch moeten we die bureaus en dat geld niet onderwaarderen. Ze kunnen ook de rust en zekerheid bieden die weer ruimte maken voor het betekenisvolle werk dat anders alleen in de avonduren kan, altijd maar moet draaien op vrijwilligers, of houtje-touwtje omdat het aan geschikte werkplekken en materialen ontbreekt. Voor sommigen de gedroomde radicale vrijplaats, maar voor anderen een onmogelijkheid omdat hun levensomstandigheden andere prioriteiten in het heden vereisen waardoor toekomstvisies ondersneeuwen. 

Het aan elkaar plakken van de drie lijnen begint inmiddels wel wat haast te krijgen. De wereld wordt er niet minder gekneusd op en het bloeden is al bijna niet meer te stelpen. Wachten op een toekomst waarin we er beter voor staan is geen optie. Om met Doris Lessing te spreken: 'Whatever you're meant to do, do it now. The conditions are always impossible.' Laten we zoals Toni Morisson ons op het hart drukt de pijn van de wereld niet negeren en weigeren te bezwijken onder het kwaad. Een oproep dus aan kunstenaars en wetenschappers om de handen ineen te slaan om met al hun creativiteit die driehoek gestalte te geven voor een rechtvaardige toekomst. Alle soorten lijm zijn welkom, hoewel secondelijm misschien wat al te optimistisch is. Maar voor nu moeten we misschien al blij zijn met wat plakband. Er ligt nog wel een rol in mijn gefinancierde bureaula.   

Judi Mesman is hoogleraar Maatschappelijke verantwoordelijkheid en Impact aan de Universiteit Leiden. Haar werk richt zich op vraagstukken rond intergenerationele sociale rechtvaardigheid in onder andere de opvoeding, het onderwijs, de cultuursector, de overheid en het bedrijfsleven.