Kunstmuseum Den Haag heeft een schatkamer van meer dan 160.000 kunstwerken. Hier werken we aan de online ontsluiting van de hoogtepunten uit deze collectie.
40.1
In de late middeleeuwen vond een omslag plaats in het denken over kleur, een soort ‘ontkleuring’. Als reactie op het toegenomen kleurgebruik in de middeleeuwen, keerde men zich tegen het dragen van felle kleuren. Die zouden ‘duivelswerk’ zijn.
Er werd vervolgens een onderscheid gemaakt tussen ‘eerlijke kleuren’ (zwart, grijs, blauw) en ‘oneerlijke kleuren’ (felle kleuren als rood, groen en geel). Wie wist hoe het hoorde, droeg voortaan keurig blauw, grijs en zwart. De protestanten omarmden deze ‘ontkleuring’.
De mode in (luxueus) zwart duurde voort tot in de achttiende eeuw, terwijl de mannengarderobe na de Franse Revolutie (1789-1799) nog meer ‘ontkleurde’.
40.2
Mineralen en pigmenten kochten kunstschilders of textielververs grotendeels bij de apotheker, en zij prepareerden zelf hun verf. De kant-en-klare verftube dateert pas uit de negentiende eeuw; vanaf dat moment kon er ook buiten, en-plein-air, worden geschilderd.
Opvattingen over het mengen van kleuren waren eeuwenlang heel anders dan nu. Textielververs waren in de gilden vrij streng ingedeeld op basis van de kleur die zij produceerden, en bovendien was het verboden om kleuren te mixen. Wie groen maakte door eerst een verfbad blauw en daarna een verfbad geel toe te passen, kon een gevangenisstraf krijgen.
40.3
Het was lange tijd taboe om kleuren te mengen. De afkeer van het mengen van kleuren had te maken met het wantrouwen tegenover de zogenaamde alchemisten, die eeuwenlang op zoek waren naar een formule om goud te maken. Hiertoe experimenteerden zij met het mengen van allerlei materialen en grondstoffen: zeer verdacht vond men.
Goud als materiaal is altijd verheerlijkt en felbegeerd, omdat het een schaars goed is. Eenzelfde soort verering viel de kleur van het goud ten deel. Terwijl geel als een negatieve kleur werd beschouwd, werd goudgeel juist als een positieve kleur ervaren. Goudgeel werd in verband gebracht met de zon en goddelijk licht.
40.4
Met de ontzuiling van de maatschappij en democratisering van de mode verloren veel kleuren de betekenis die zij ooit meedroegen.
Zonnig geel en stralend oranje waren in de jaren zestig en zeventig van de twintigste eeuw vooral een uiting van de opkomende jeugdcultuur. Jongeren eisten kleur en zichtbaarheid op: vrolijk, zonder bijbedoelingen. Kleur zonder code. Of werd kleur juist de nieuwe code van de jeugd?