30-06-2022

Keti Koti: In gesprek over Anton de Kom

Over zijn leven, zijn boek en het gevaar van het collectieve onweten omtrent het verhaal van Suriname


Vandaag is het de feestdag Keti Koti. Surinamers en Antillianen vieren dat de ketenen van hun tot slaafgemaakte voorouders zijn verbroken. Milly van Houten-de Kom is ruim dertig jaar collectiemedewerker in het Kunstmuseum. Ze is ook een kleindochter van Anton de Kom, de schrijver van het boek ‘Wij slaven van Suriname’. Een gesprek met Milly van Houten-de Kom. “Bij geschiedenis leerden we alleen over de Pilgrim Fathers in Amerika. Alsof slavernij alleen daar bestond.

Milly, kun je iets vertellen over je opa?
“In 1863 werd pas in Suriname de slavernij afgeschaft, maar moesten de mensen nog tien jaar doorwerken. Terwijl de slavenhouders werden gecompenseerd. Anton de Kom werd in 1898 geboren. Zijn vader was eerder tot slaaf gemaakt, zijn moeder stamde af van een vrijgekochte slaaf. Hij was de jongste, pienter en behoorlijk kritisch op het Surinaamse bestel. Hij ging werken bij de Surinaamse Balata Compagnie en sprak daar al de mensen aan. ‘Je hebt veel meer rechten, je wordt te weinig betaald’. In 1920 is hij op de boot gegaan naar Nederland, en ging als assistent-account aan de slag. Op zijn werk kwam hij Petronella Borsboom tegen, mijn oma, waarmee hij later getrouwd is. Hij ontmoette verschillende Indonesische antikolonialisten en geleidelijk ging hij zich afvragen waarom Suriname eigenlijk ‘van Nederland’ is. Hierop heeft hij onderzoek gedaan naar het Surinaamse slavernijverleden en het koloniale bestel en zijn boek geschreven.

Het boek beschrijft op indringende wijze de gruwelijkheden van de Nederlanders als slavendrijver in Suriname. Het vertelt over welke straffen de Nederlanders hanteerden, straffen die andere kolonies al decennia hadden uitgefaseerd. En telkens op het moment dat de lezer denkt dat de passage wellicht overdreven is, bevestigt De Kom zijn schrijven met de werkelijke verslagen in het Oud-Hollands. De Kom vertelt in zijn boek ook dat Nederland ruim dertig jaar langer doorging met slavernij dan de Britten dat deden. 

Hoe las jij dit boek? 
“Ik las dit boek al op relatief jonge leeftijd en werd er misselijk van. Van het laatste stuk, zijn eigen verslag, werd ik dan wel iets blijer. Dat was namelijk zijn eigen verhaal, over mijn eigen familie.”

Dat verhaal waar Milly het over heeft, is overigens geen blijmoedig verhaal. Ze refereert vooral aan zijn eigen pen. De rest van het boek is in boodschap en schrijfstijl politiek gekleurd. De Kom ontwikkelde namelijk een activistische pen in die tijd. In het laatste gedeelte van het boek is De Kom terug op zijn geboortegrond en beschrijft hij wat hij daar ziet en ervaart.

“Het boek was een eind op weg toen Anton in 1932 terugging omdat zijn moeder ziek was. Toen hij in Suriname aankwam, zag hij hoe slecht de mensen het hadden. Hij besloot in Suriname mensen te helpen en de mensen wakker te schudden. De Nederlanders wilden niets van hem weten en werkten hem tegen. Uiteindelijk werd hij drie maanden in de gevangenis geworpen. Alsof slavernij er nog was, zonder proces. In 1933 werd hij terug op de boot naar Nederland gezet. In 1934 kwam het boek uit. Het werd redelijk goed ontvangen. Maar hij kon inmiddels nergens meer een baan krijgen. Hij kreeg een zenuwinzinking en kreeg hierop een slaapkuur voorgeschreven. Vervolgens werd het boek met het opkomende fascisme problematischer, omdat het zich afzette tegen het witte ras en ongelijkheid. Uiteindelijk werd zijn verhaal volledig ondergesneeuwd door de Tweede Wereldoorlog.”

Tijdens de oorlog ging De Kom in het verzet. Hij werd in 1944 opgepakt door de Duitsers en ging naar een concentratiekamp. Daar stierf hij in april 1945. 

Wat deed De Kom in het verzet? 
“Dat weten we eigenlijk niet precies. We weten dat hij schreef, er zijn stukjes van hem verschenen in de verzetskrant De Vonk. Dat zie je aan zijn schrijfstijl en dat hij vaak aan Suriname refereerde. Wat opvallend is, is dat hij door de Duitsers in De Bunker in Vught gevangen werd gehouden. Daar werden alleen politieke gevangenen opgesloten. Dat zou kunnen impliceren dat hij meer heeft gedaan, want ik kan me niet voorstellen dat zijn manier van schrijven zo gevaarlijk was. Waarom werd hij daar nu opgesloten? We weten het niet, en we zullen het waarschijnlijk nooit te weten komen. Daar heb ik vrede mee, maar ik blijf nieuwsgierig.”

Anton de Kom verloor zijn leven aan een andere strijd dan de zijne. Die van hem was nog lang niet af. Het boek leek in de vergetelheid te raken, ondanks de onaflatende inspanningen van Judith de Kom, Milly’s tante en Antons dochter om het boek in de openbaarheid te brengen. Pas toen Surinaamse studenten zich ermee gingen bemoeien, werd het eindelijk opgepikt. In 1971 kwam het tot een herdruk, in 1975 werd Suriname onafhankelijk. Toch kennen nog steeds niet veel mensen het hele verhaal.

Toen het land onafhankelijk werd, kwam de helft van de 500.000 Surinamers naar Nederland. Het gros daarvan ging naar Amsterdam. Als je er niets mee te maken had, hoorde je er niets van. Ook niet op school: bij geschiedenis leerden we over de Pilgrim Fathers in Amerika. Alsof slavernij alleen daar bestond. De geschiedenisles ging nooit over Suriname of Indonesië, dat behandelden we alleen een beetje met aardrijkskunde. In Suriname kregen de leerlingen alleen Nederlandse schoolboeken, dus daar was het niet anders.”

En nu, is het dan nu anders op school?
“Op een dag zei mijn zoon, die nu 25 is, ‘Hij staat erin’. Hij zat toen op de middelbare school en voor het eerst zag ik in zijn geschiedenisboek een hoofdstuk over antikolonialisme – en daar werd mijn opa genoemd. Maar ze kwamen er in de klas niet aan toe, het werd niet behandeld. Nu begint daar iets in te veranderen. Dat komt onder andere doordat Anton de Kom in de Canon van Nederland is opgenomen. Ik wou dat mijn vader dat nog had meegemaakt. Dit kan echt verandering in gang zetten, zodat we eindelijk leren wat er is gebeurd in Suriname. Want ook veel jonge mensen kennen nog steeds dit verhaal niet.”

Er is onder jonge mensen wel meer aandacht voor ongelijkheid, zoals de Black Lives Matter-beweging.
“Dat klopt. Gelukkig wel. Het enige wat ik zo vervelend vind aan precies die beweging, is dat de benadering uit Amerika komt. Het onrechtvaardigheidsgevoel wordt bijna één op één overgenomen. Er wordt niet de moeite genomen om naar de Nederlandse geschiedenis te kijken. Juist het onderhuidse is hierin belangrijk. We hadden geen ‘negerhut van oom Tom’, want de slaven waren niet in ons eigen land. Maar onze slavernij is destijds vooral afgeschaft omdat het economisch niet meer kon. Niet vanuit rechtvaardigheid. Als je hier niet over leert, dan blijft dat doorwerken in onze maatschappij.” 

Zie je dat terug?
“De toeslagenaffaire legt in mijn optiek bloot dat ze het niet begrijpen. Die excuses hierin, ze lijken het niet te menen, want ze weten niet hoe het voelt als dit je overkomt. In het niet-weten schuilt het gevaar. De enige oplossing hierin is educatie.”