Een nieuw Babylon

Essay door Joke de Wolf

Longread, leestijd ca. 20 min. 

De toekomst is voor iedereen onzeker. Politici buiten die onzekerheid uit, ze doen graag of ze precies weten hoe het er daar, later, uit zal zien. Vaak hebben ze ongelijk. Mede daarom is het goed om toekomstvisies van vroeger, van politici en andere bouwers van luchtkastelen uit het verleden, opnieuw tegen het licht te houden. De kunstenaars in deze tentoonstelling hebben dat gedaan, elk op hun eigen manier, en tonen nu hun blik op de wereld van morgen. 

Eerst een korte stap naar het verleden. In 1975 stemde de gemeenteraad van Den Haag in met het plan om bij het Centraal Station een winkelcentrum te bouwen met daarin ook een hotel, een parkeergarage en een bioscoop. Babylon werd de naam: dat klonk 'lekker', aldus het bouwbedrijf. In Amsterdam waren op dat moment felle protesten tegen de plannen om dwars door de Nieuwmarktbuurt een snelweg aan te leggen. Eerder was in Utrecht al een oude wijk afgebroken om plaats te maken voor winkelcentrum Hoog Catharijne. 

Stadsbestuurders zagen een toekomst die bestond uit auto’s, winkels en vermaak. De naam Babylon zorgde al bij de aankondiging voor onrust, sommige inwoners associeerden de naam namelijk met de slechte reputatie van de Bijbelse stad. In 1978 ging Babylon open voor publiek en pers. Pronkstuk was een warenhuis dat 'drugstore' werd genoemd, en was ingericht in een Parijse fin de siècle-stijl. Een journalist omschreef het minachtend als ‘decadente sfeertjes en irreële toestanden’. Op foto's uit het Haags Gemeentearchief zie ik een overdekt terras waar je ongetwijfeld mocht roken, een slingerende lijn op de tegelvloer wijst de bezoekers de weg. Op een andere foto hangt een glimmende bol boven een vierkante bak. De lage plafonds, de glimmende oppervlakken, ze zijn alweer gedateerd, en dat maakt deze nieuwigheden uit het verleden aandoenlijk. Zo zag de toekomst eruit, vijftig jaar geleden. Als de bezoekers in de glimmende bol zouden kijken, zagen ze niet ons, maar zichzelf.

Babylon is inmiddels verzwolgen door de vooruitgang, het complex ging in 2002 dicht. Er kwam een doorstart, duurzaamheid was het nieuwe modewoord. Een deel van de gebouwen bleef staan, er kwamen wolkenkrabbers van honderd en van honderdveertig meter hoog. Ze moesten de hoogste woontorens van Nederland worden, maar nog voordat ze hun hoogste punt hadden bereikt had Rotterdam alweer hogere torens dan 'New Babylon', zoals het nu heette. 

Creativiteit als toekomstdroom

De naam Babylon was in 1975 niet alleen gekozen omdat het goed klonk, het had ook meerdere kunsthistorische betekenissen. Kunstenaar Constant Nieuwenhuys, die eind jaren veertig een van de oprichters was geweest van de internationale kunstenaarsgroep CoBrA, had van 1959 tot 1974 gewerkt aan zijn New Babylon: een utopische wereld die hij in onder meer maquettes, tekeningen en installaties deelde met zijn publiek. De gebouwen in de stad bestonden uit draden, lijnen en plexiglas. Alle arbeid was inmiddels geautomatiseerd, dus mensen hoefden niet meer te werken. In plaats van een onderdompeling in koopjes en verlokkingen van de commercie uit het winkelcentrum, stonden voor Constant creativiteit en spel voorop. In zijn New Babylon zouden mensen als nomaden rondtrekken en zorgeloos verder bouwen aan een nieuwe wereld. Hoe die er vervolgens uit zou zien, liet hij over aan hun creativiteit.

Kunstmuseum Den Haag heeft dit utopische concept nu aangegrepen voor de tentoonstelling New New Babylon - Visions for Another Tomorrow. De tweede ‘new’ maakt al duidelijk dat het museum een extra laag aanbrengt. Margriet Schavemaker is sinds juni 2024 de nieuwe directeur van het museum, en een nieuwe directeur betekent een nieuwe koers. Hiervoor was Schavemaker directeur van het Amsterdam Museum, waar ze veel nadruk legde op samenwerking met álle Amsterdammers, niet alleen met de mensen die altijd al naar musea gaan. Schavemaker wil ook in Den Haag nadrukkelijk de stadsbewoners betrekken en aansluiten bij de actualiteit. De eerste grote politieke gebeurtenis vindt eind juni op honderd meter van het museum plaats met de NAVO-top. Het museum hint er met deze tentoonstelling naar dat de nationale en internationale bestuurders voor inspiratie en langetermijnvisies het werk van hedendaagse kunstenaars zouden moeten zien.

De tentoonstelling opent met een bloemlezing uit de vele maquettes en verbeeldingen van New Babylon, de versie van Constant. Nog steeds zijn de ontwerpen modern en ongrijpbaar. Constant gaat veel verder dan de architecten van het Babylon van 1975. Er hangt een metersgrote kaart van Den Haag, die Constant in 1964 bedekte met aan elkaar geklonken modules van de architectonische structuren die elders in de zaal staan opgesteld. Het maakt invoelbaar dat deze plannen allesbehalve irreëel waren. Wel was er een mentaliteitsverandering nodig wanneer het over creativiteit ging. De creatieve 'productie' van het individu zou niet het hoofddoel moeten zijn. Zippora Elders, naast gastcurator van deze tentoonstelling onder andere ook redacteur van de publicatie Playing Constant: The Only Constant Is Change (die in juni verschijnt bij Jap Sam Books), beschrijft in haar essay 'Constant Spelen' hoe Constant zich zou verzetten tegen omschrijvingen als 'creatieve industrie' en het doorrekenen van de financiële waarde van kunst. 

Nieuwe en oude bekenden

Yasmijn Jarram is conservator hedendaagse kunst bij het Kunstmuseum en KM21, de tentoonstellingsruimte voor hedendaagse kunst die gelieerd is aan het museum. Samen met gastconservator Elders (onlangs aangesteld als senior curator bij het Van Abbemuseum) selecteerde ze 27 hedendaagse kunstenaars en kunstenaarscollectieven uit Nederland en daarbuiten. Een groot aantal exposeert voor het eerst in Den Haag, terwijl sommigen eerder solo te zien waren in KM21. Oscar Murillo (1986) had bijvoorbeeld in 2021 een expositie in KM21 en toont nu een groot nieuw werk. Het heet disrupted frequencies, verstoorde frequenties dus. Vanaf 2013 installeerde hij steeds een paar maanden lang lege schilderdoeken op schoolbanken in onder andere zijn thuisland Colombia, Nepal, Marokko, de Verenigde Staten en Ghana. Schoolkinderen mochten hierop krassen en tekenen wat ze wilden. Murillo noemt kinderen liever ‘jonge mensen’, want deze canvassen beschouwt hij als opnameapparaat van de mensen die in de toekomst onze wereld zullen inrichten. Met blauwe verf verbindt de kunstenaar hun kreten en gedachten in een steigeropstelling van een halve cirkel. De kleur verwijst naar de oceanen die ons verbinden en waar we vandaan komen. Het werk doet ook denken aan de beroemde schilderijenserie van de waterlelies en blauweregens van Claude Monet die in net zo’n halve cirkel getoond worden, één van die Blauweregenschilderijen bevindt zich in de collectie van het Kunstmuseum. 

Ook Tai Shani (1976) had eind 2023 een tentoonstelling in KM21. Shani neemt de bezoeker nu mee naar een wereld van gotische spookverhalen, fetisjistische voorwerpen en spookachtige vormen. Zo ligt er in een vitrine een aantal dingen naast elkaar: twee afbeeldingen van een hand met lange nagels in zwartwit, een reliëf van een heuvellandschap en een aantal natuurstenen geometrische vormen. In gotische letters staat het woord ‘Erotomaniacs’  geschreven boven drie koperen gezichten - alsof deze mensen zijn aangeklaagd voor hun verlangens. In welke tijdsperiode we met deze installatie zijn beland, laat Shani in het midden. Maar de titel Lavish Phantoms at the House of Dust, die je zou kunnen vertalen als ‘overvloedige geesten in het huis van stof’, suggereert dat we sowieso zweven tussen de spoken van het verleden en die van de toekomst. Ongeacht technische vooruitgang zullen onze verlangens en angsten niet veranderen. Bij Shani zijn de vormen en kleuren die ze gebruikt prachtig, bijna decoratief, maar de onderliggende ideeën en denkbeelden zijn wel degelijk politiek gemotiveerd.

Shani en Murillo werken dus met heel uiteenlopende technieken en materialen, en dit zijn nog maar twee van de 27 kunstenaars. Volgens de introductietekst zoeken de kunstenaars allemaal een antwoord op de vraag 'Waar zijn we en waar willen we naartoe?' Die vraag is ook de titel van een monumentaal werk van de Britse kunstenaar Emma Talbot (1969), ook in de tentoonstelling, die daarmee weer een schilderij van Paul Gauguin uit 1897 citeert. Het woord 'nieuw' in New New Babylon suggereert verbetering, verandering, revolutie. 'Een nieuwe lente, een nieuw geluid' dichtte Herman Gorter als openingszin van zijn lange gedicht Mei. Als er iets nieuws komt, gaat er ook vaak iets weg. Een schone lei impliceert verlies. 

In het dagelijks leven denken over onze eigen, persoonlijke toekomst kan al een complexe opgave zijn. Mensen gaan soms naar het museum om de eigen zorgen even te vergeten, om niet eindeloos in de eigen spiegel te moeten kijken. Maar de zorgen om de huidige toestand van de wereld, met de klimaatcrisis, oorlogen, armoede, mensenrechtenschendingen, polarisatie en wereldwijde opkomst van extreemrechts beïnvloeden ook de toekomstdromen van veel kunstenaars. Van de beelden en kunstwerken die zij daarover maken, is deze tentoonstelling een bloemlezing.

Artist impressions

Kunstenaars zijn meesters in het verbeelden van situaties, gevoelens en vormen die er nog niet zijn. Daarvan plukt deze tentoonstelling de vruchten. Dat die verbeeldingen soms ver uit elkaar liggen, en niet alleen in het materiaal maar ook in denkwereld, vergt van de bezoekers wat lenigheid. Je zou de tentoonstelling kunnen zien als een sterrenstelsel waarin het New Babylon van Constant het centrum is, en waar de kunstenaars in deze tentoonstelling ieder op hun eigen tempo, temperatuur en atmosfeer omheen draaien.

Een toekomstvisie met een lage instap, een die geregeld in het openbaar is te zien, is de zogenaamde 'artist impression'. Het is een genre dat hoort bij bouwprojecten en architectuur. Tegenwoordig maakt een computer een tekening of realistische afbeelding waarop het bouwwerk dat alleen op de tekentafel bestaat, al in gebruik is genomen. De zon schijnt er permanent, alle mensen lopen lachend en goedgekleed over straat. Deze zorgeloze toekomstbeelden zijn standaard illustratiemateriaal in de folders van de bouwplannen voor mogelijke investeerders, aannemers en andere belanghebbenden. En vaak tonen projectontwikkelaars de afbeeldingen ook alvast op de schutting van de bouwplaats waar het echte bouwwerk moet verrijzen. 

Op de foto's van Randa Mirza (1978) is aanvankelijk amper te zien dat de afbeeldingen die ze fotografeert, geen opnames zijn van de werkelijkheid: ze fotografeerde artist impressions die te zien zijn op de schuttingen van Beiroet. Het zijn toekomstdromen voor deze door oorlogen en aanslagen geteisterde stad, de stad die door Europeanen vaak het ‘Parijs van het Midden-Oosten’ werd genoemd, als compliment. Genadeloos legt Mirza's camera vast dat de modernistische toekomst van de bouwmaatschappijen nog ver weg is: de ene keer is de afbeelding gescheurd, een volgende keer liggen er lompe betonblokken voor het uitzicht. 

Moshekwa Langa heeft op de vloer zijn eigen universum gebouwd van boeken, platen en speelgoed - van voetballen tot speelgoeddieren. Het zijn alledaagse voorwerpen, maar op zo'n manier geordend dat je voelt dat er een verhaal achter schuil gaat. De onderlinge verbinding ontstaat niet door spoorwegen of snelwegen maar door een web van eenvoudige draden gekleurde wol of katoen. Langa noemt het werk Mogalakwena. Hij werd in 1975 geboren op een plek die in Zuid Afrika onder het Apartheidsregime niet eens een naam had gekregen, een zogeheten ‘black spot’. Mogalakwena was de dichtstbijzijnde plaats op de kaart die wel een naam had. Dit universum neemt de Haagse museumvloer nadrukkelijk in bezit. In 1997 kwam Langa naar Amsterdam, als resident van de prestigieuze Rijksakademie. Juist vanwege de historische band tussen Nederland en Zuid-Afrika en de zogenaamde tolerantie merkte hij dat er amper besef was van de gedeelde geschiedenis. In een recent artikel over de kunstenaar citeert kunsthistoricus Gabriella Nugent de Amerikaanse antropoloog Ann Laura Stoler, die in zo’n geval spreekt van ´koloniale afasie’. Daarmee bedoelt Stoler dat door de koloniale geschiedenis te vergeten en weg te stoppen, dat verleden ook uit de woordenschat en het collectief geheugen verdwijnt. Die afasie had volgens Nugent ook effect op de manier waarop er in Nederland op de kunst van Langa is gereageerd. Hoewel hij al jaren woont en werkt in Amsterdam en tentoonstellingen had in de VS, Europa en Zuid-Afrika, kreeg hij pas in 2022 voor het eerst een tentoonstelling in Nederland, in KM21

Langa werd in de jaren negentig in de kunstwereld gezien als een ‘wonderkind’ van twintig, een kunstenaar die na één tentoonstelling in een galerie in Johannesburg de stem van het ‘Nieuwe Zuid-Afrika’ van na de apartheid vertolkte. In 1996 schreef een criticus in het Zuid-Afrikaanse blad Mail & Guardian dat de kunstwereld Langa’s werk zo snel ‘koloniseerde’ omdat er, nadat afstand was gedaan van het ene stereotype van wat Afrikaanse kunst was, een volgend cliché broodnodig leek.

Jonge kunstenaars die snel populair worden, krijgen vaak te maken met enorme verwachtingen vanuit de galeries en musea. Terwijl juist de zogenaamde mid-career-kunstenaars meer ervaring hebben en een groter oeuvre om op terug te grijpen. Ook dit moet iets te maken hebben met het vermoeden dat jonge kunstenaars een connectie hebben met de toekomst die de oudere generaties ontberen. In New New Babylon is nadrukkelijk niet gekozen voor alleen kunstenaars van de jongste generatie. 

Het oude Babylon

Babylon is niet altijd een utopie geweest. Het was een grote stad, het strekte zich uit langs beide oevers van de Eufraat en rond 1700 voor Christus was het de grootste stad ter wereld. Zelf kende ik het Bijbelse Babylon, ook wel Babel genoemd, van de toren van Babel. Pieter Bruegel de Oudere schilderde de toren met de honderden werklieden die nooit af kwam. Ze wilden een toren bouwen die tot de hemel zou reiken, en God strafte hen voor deze hoogmoed door hen meerdere talen te laten spreken zodat ze elkaar niet meer verstonden - dat is de Babylonische spraakverwarring. De zondige associaties komen vooral van het evangelie van Johannes, daarin speelt Babylon ook een rol. Dat gebeurt heel specifiek in de aankondiging van de apocalyps. Die wordt over het algemeen gezien als het einde der tijden, maar letterlijk betekent het Griekse woord 'onthulling' of 'openbaring'. Babylon is daar de stad waar de ‘demonen’ wonen, en waar de ‘hoer van Babylon’ wordt aanbeden. Daarmee wordt overigens geen sekswerker bedoeld, maar de schutsgodin van de stad, Inanna, was ook vruchtbaarheidsgodin. Vanwege de aanbidding van deze ‘heidense’ godin wordt de stad in een van de laatste episodes van de apocalyps verwoest. In die context is het project van Constant dus een invulling van de wederopbouw van ná het laatste oordeel.   

In New New Babylon kijken we naar een wereld die dáár weer op verder bouwt. Het idee van het spelen als creativiteit, de 'homo ludens' die Constant zo omarmde, 'al trekkend over de aarde sporen achterlaat die een netwerk kunnen vormen' loopt als een rode draad door de tentoonstelling. Zo is Afra Eisma (1993) een van de kunstenaars die in haar kunst aandacht vraagt voor het spelen en het zachte. Dat doet ze met haar felgekleurde dieren, die ze soms borduurt of schildert, maar vooral vaak met een tuftapparaat als losse tapijtfiguren maakt. Er zijn terugkerende karakters. In haar installatie in New New Babylon ontvangt een groep vriendelijke aliens de bezoekers met open armen. Het is wat je noemt een 'safe space', een ruimte waar niemand een vreemdeling is. 

Holtes om in te schuilen

Mijn paradijs mag als titel groot en allesomvattend klinken, kunstenaar Kinke Kooi (1961) houdt haar tekening met die titel opvallend bescheiden. Op roze papier tekende ze in grijs potlood iets dat lijkt op een bonkige, organische bult van een paar meter hoog. Het ding heeft plooien en is licht begroeid. De bult heeft een ingang, en voor die ingang zit een vrouw in een lange jas, ze draagt hoge hakken. Verder in de bult is een woonkamer te zien, een driezitsbank en schilderijen aan de muur. Het vervreemdende zit hem vooral in het perspectief. Terwijl de afmetingen op de voorgrond logisch zijn, maakt de ladder waarmee je de bult kunt beklimmen duidelijk dat dit geen kwestie is van een paar meters tot de top. Bovenaan priemen wolkenkrabbers in de lucht die niet onderdoen voor de torens van het New Babylon bij het Centraal Station.

In 2008 in een interview met Mirjam Westen, op dat moment conservator bij museum Arnhem, vertelt Kooi over haar werk op en manier waarop ook de ambities van New New Babylon in perspectief komen te staan. De holtes en ladders in haar tekeningen zijn een uitweg voor mensen die op de maatschappelijke ladder niet stijgen, zoals vaak als belangrijk levensdoel wordt gezien. ‘Je kunt ook afzakken, naar het laatste punt’, zegt ze. ‘Die gedachte inspireert mij tot het maken van holtes, waarin je kunt wonen en schuilen. Bovenop de holtes teken ik flatgebouwen. De flats vertegenwoordigen voor mij het stedelijke, het verantwoorde, het hoofd, het onaanraakbare, hightech, de hygiëne. De holtes staan voor het erotische, de onzichtbare onderwereld, het lage, de ingewanden en het onhygiënische. Ik wil het conflict tussen de carrière en het nest visualiseren.’ 
De carrière en het nest, het huis, de wereld en de toekomst, het zijn thema's die net zo tijdloos zijn als de verhalen die wij mensen elkaar en onszelf vertellen. We spreken al lang niet meer allemaal dezelfde taal. Het museum van de toekomst zou een plek kunnen zijn waar we alsnog onze angsten, dromen en verlangens kunnen omzetten in bouwstenen voor een iets minder harde en vijandige wereld. In deze tentoonstelling lijkt een eerste steen daarvoor gelegd.