Kunstmuseum Den Haag heeft een schatkamer van meer dan 160.000 kunstwerken. Hier werken we aan de online ontsluiting van de hoogtepunten uit deze collectie.
BESCHRIJVING
Vlakke voet met neerwaarts omgevouwen rand. Holle balusterstam met schijven, conische kelk. Op de kelk een gegraveerde voorstelling van het stadswapen met de ooievaar van Den Haag, geflankeerd door twee leeuwen; de rest van het vlak wordt ingenomen door een oever met ooievaars, een fuik of eendenkooi, riet, een kikker en libel. Onderkant afgezet met bladrank van dotterbloem, tussen de ooievaars een gepolijste bol, mogelijk een zon voorstellend.
DATERING
De vroegste, gedateerde Nederlandse radgravures stammen uit de jaren vijftig van de zeventiende eeuw (zie over vroege radgravures Ritsema van Eck 1984). Deze gravures zijn aangebracht op roemers en berkemeiers en op glazen met een zeventiende-eeuws façon de Venise model. Het glas is meestal dikker geblazen, waardoor een diep reliëf mogelijk is. In de collectie van het Kunstmuseum bevindt zich een belangrijk vroeg voorbeeld uit de vermaarde serie glazen gegraveerd voor Joan Huydecoper: een 1660 gedateerde roemer die wordt toegeschreven aan de in Den Haag werkzame Carel du Quesne. Leden van de oorspronkelijk Vlaamse familie Du Quesne (ook wel Du Henne genoemd) vestigden zich in de loop van de zeventiende eeuw in Den Haag. Een notarieel contract uit 1661 tussen vier partijen, onder wie Carel du Henne en de weduwe Grietje du Henne, legt vast dat zij de inkomsten zullen delen die voortvloeien uit zeker 'cunstich werck'. Hiermee wordt mogelijk het glas graveren bedoeld. Een ander familielid, Mathieu du Quesne, wordt in dezelfde Haagse archieven meermalen genoemd als glas- of kristaldriller. Later heeft hij banden met de eigenaar van een Haagse glasfabriek in de jaren zeventig, Hendrick Heuck (zie Ritsema van Eck 1984, p. 89). De relatie tussen Mathieu en Carel en de precieze werkzaamheden van de laatste zijn vooralsnog onduidelijk. Ritsema van Eck schrijft op grond van een door Carel du Quesne gesigneerde roemer in The Toledo Museum of Art een viertal glazen aan hem toe, hoewel hij deze toeschrijving in zijn publicatie uit 1995 niet meer helemaal overneemt (Ritsema van Eck 1984, p. 91-94; Ritsema van Eck 1995, p. 173 en 176, nr. 183). Onder deze vier glazen bevindt zich de roemer in het Kunstmuseum .
HERKOMST
Het glas behoort tot een groep qua model identieke glazen die zeer vergelijkbaar zijn gegraveerd met stadswapens van Den Haag en Haarlem of het wapen van Holland, begeleid door aan de natuur of de stadshistorie ontleende voorstellingen (Ritsema van Eck 1984, afb. 27-34). Vooral de grote, mat geslepen vlakken, waarop weer andere mat geslepen delen in reliëf zijn weergegeven (bijvoorbeeld de ooievaar op het wapenschild) en de verfijnd weergegeven details van planten en dieren zijn kenmerkend. De graveur moet waarschijnlijk in de Noordelijke Nederlanden worden gezocht. Evenals bij het vorige glas werkt de gepolijste bol als een lens gefocust op het wapen aan de andere kant van het glas.
BRON
Pijzel-Dommisse, Eliëns 2009
J. Pijzel-Dommisse, T.M. Eliëns, cat. tent. Glinsterend Glas. 1500 jaar Europese Glaskunst. De collectie van het Gemeentemuseum Den Haag, Zwolle/Den Haag (Gemeentemuseum Den Haag) 2009, nr. 294
Vermelde literatuur/referenties:
Ritsema van Eck 1984
P.C. Ritsema van Eck, 'Early Wheel engraving in the Netherlands', in: Journal of Glass Studies 26 (1984), p. 86-101
Ritsema van Eck 1995
P. C. Ritsema van Eck, cat. Glass in the Rijksmuseum, II, Zwolle/Amsterdam (Rijksmuseum) 1995