Kunstmuseum Den Haag heeft een schatkamer van meer dan 160.000 kunstwerken. Hier werken we aan de online ontsluiting van de hoogtepunten uit deze collectie.
Elk voorjaar bloeien bij Erdaoliang, ten oosten van Chengziyu, over de hele berg bloemen waardoor de berg eruitziet als een oceaan vol bloemengolven. Dit trekt talrijke bezoekers aan en inspireert het maken van fotografische meesterwerken. Verschillende kenmerken van de bloemen vallen hier op. Ten eerste vormt de oude Chinese Muur een natuurlijke scheiding in de oceaan van bloemen. In het noorden van de Chinese Muur zijn de azalea’s zo rood als vlammen en lijken ze de berg in de brand te steken. Wanneer de lentebries komt, kabbelen groene golven in lagen over de berghelling. De prachtige torens van de Chinese Muur zijn als schepen die de bloemenoceaan bevaren. Het is alsof je in een gedicht of schilderij staat.
Het landschap ten zuiden van de Chinese Muur is echter totaal anders, als een sneeuwveld met immense bossen. De uitgestrektheid van witte bloesem ziet eruit alsof duizenden meisjes gehuld in witte sjaals heen en weer dansen en draaien. De fijne geur van de bloemen trekt verschillende vlinders, bijen en vogels aan. Waarom bestaat er zo’n buitengewoon landschap aan weerszijden van de Chinese Muur? Een vertelling afkomstig uit het Yiwu-fort uit de Ming-dynastie biedt de volgende verklaring.
Vervolg:
Er wordt gezegd dat duizenden mensen naar het fort "de holle wachttorens", gebouwd door Qi Jiguang in de stad Ji, werden gestuurd. De Zhangs waren gelegerd in Toudaoliang in de Chengziyu vallei, terwijl de Luo's gelegerd waren in Sandaoliang. Wat er ook gebeurde, de twee families stonden altijd voor elkaar klaar.
In de jaren waarin droogte een ernstige misoogst veroorzaakt had, waren de hongerende mensen in het dorp aangewezen op het eten van boomschors en graswortels. Sommige wanhopige mensen gingen de berg op om graswortels op te graven om te overleven. Er was een algemeen gezegde: "Als tarwe geel is, volgen hongersnood en dood."
Toen de zomerzonnewende eindelijk aanbrak, was het zo droog dat er geen gewassen op de velden stonden en geen water in de rivieren stroomde, waardoor zelfs drinkwater schaars was. Volgens de plaatselijke zonnekalender konden de wilde abrikozen in de bergen vóór de zomerzonnewende worden geplukt. Er waren echter niet genoeg wilde abrikozen om alle hongerende mensen te voeden. Duizenden mensen uit de omliggende dorpen stroomden de bergen in. Er ontstond ruzie tussen mensen die abrikozen konden plukken en zij die dat niet konden. Er braken zelfs gewapende conflicten uit tussen verschillende dorpen, met vele doden tot gevolg, vooral onder de ouderen, de zwakken en de mindervaliden.
Geconfronteerd met zo'n nijpende situatie plantten alle leden van de Zhang en de Luo families abrikozenpitten die ze hadden opgeslagen, op de berg, in de hoop dat deze zaden zouden uitgroeien tot duizenden abrikozenbomen om de mensen die hier woonden te redden. Misschien door goddelijke interventie - misschien raakte een god beroerd door hun vriendelijkheid - kwam daar plotseling de regen en de mensen waren gered.
Tegen de tijd dat de lente aanbrak, groeiden en bloeiden talrijke abrikozenbomen aan de voet van de Chinese Muur bij Erdaoliang. Deze abrikozenbomen groeiden extreem snel, misschien door het gunstige klimaat, en begonnen in het tweede jaar te bloeien. Het lot van de Zhangs en de Luos bloeide met de bomen mee.
Vele jaren later hadden de gewassen hier een hoogte van meer dan een meter bereikt. Het gebied werd echter getroffen door een plotselinge storm met hagelstenen zo groot als eieren. Aangezien de grond bedekt was met een laag hagelstenen van groter dan een chi (een lengte-eenheid; 1 chi = 33 cm), leek het erop dat de gewassen opnieuw zouden mislukken. Weer ging men de berg op om kruiden en graswortels op te graven.
Maar toen men Erdaoliang bereikte, was iedereen stomverbaasd. In plaats van de hagelstenen die ze verwachtten, zagen ze overal op de berg talloze gouden abrikozen aan de bomen hangen. De mensen plukten de vruchten en namen ze mee naar huis om er abrikozenrijstepap van te maken.
De Luo's en de Zhangs waren verheugd dat de abrikozen op de berg de plaatselijke gemeenschap hadden geholpen de storm te doorstaan. Het verhaal reisde op den duur helemaal naar Peking. Tot hun verbazing arriveerde bij de familie Luo een brief van een oud familielid, Luo Mingchun, die als ambtenaar aan het hof diende. De oude man schreef dat hij hoopte na zijn dood begraven te worden onder de toren van Luo, omdat hij de toren en de abrikozenbomen voor eeuwig wilde beschermen. Tegenwoordig vormen het graf van Luo Mingchun en de abrikozenbomen een fraai tafereel langs de oude Chinese Muur, wat talloze toeristen aantrekt om foto's te maken en van de prachtige abrikozenbloesems te genieten.
The Apricot Grove of the Great Wall
Traditional folk tale of the Great Wall
Every spring, near Erdaoliang to the east of the Chengziyu village, flowers bloom all over the mountain, looking just like the ocean waves, attracting numerous visitors and inspiring many photographic masterpieces. Several features stand out in the flowers here. Firstly, the ancient Great Wall creates a natural divide in the ocean of flowers. To the north of the Great Wall, 0azaleas are as red as flame, seeming to set fire to the mountain. When the spring breeze comes, green waves ripple across the mountainside in layers. The magnificent towers of the Great Wall are like ships navigating the flower ocean, as if you were standing in a poem or painting.
The scenery to the south of the Great Wall, however, is totally different, like a snowfield carrying immense forests. This expanse of white blossom looks like thousands of girls wrapped in white scarves, dancing and twirling. A faint fragrance of flowers attracts various butterflies, bees and birds. So why does such extraordinary scenery exist on either side of the Great Wall? The tale is told in a story from the Yiwu garrison in the Ming Dynasty.
Continuation:
It is said that thousands of people were sent to the garrison “the hollow watchtowers” built by Qi Jiguang in the town of Ji. The Zhangs were stationed in Toudaoliang in the Chengziyu valley, while the Luos were stationed in Sandaoliang. No matter what happened, the two families always stuck together through thick and thin.
One year, when a drought caused a severe crop failure, the starving people in the village were reduced to eating tree bark and grass roots. Some desperate people went into the mountain to dig up grass roots to survive. There was a common saying: “When wheat is yellow, famine and death will follow.”
When the summer solstice finally came, it was so dry that there were no crops in the fields and there was no water in the rivers, so that even drinking water was in short supply. According to the local solar calendar, wild apricots in the mountain could be picked before the summer solstice. However, there were not enough wild apricots to feed all starving people. Thousands of people in the surrounding villages flooded into the mountains. Arguments arose between people who were able to gather apricots and those who were not. Armed conflict even erupted between different villages, leading to many deaths, especially among the old, the weak and the disabled.
Faced with such a dire situation, everyone from the Zhang and the Luo families planted apricot stones they had stored away on the mountain, hoping these seeds would grow into thousands of apricot trees to save the people living here. Perhaps by divine intervention - maybe a god was moved by their kindness - the rains suddenly came and saved the people.
By next spring, at the foot of the Great Wall near Erdaoliang, numerous apricot trees grew and flourished. These apricot trees grew extremely fast, perhaps because of the favourable climate, and began to bloom in the second year. The fortunes of the Zhangs and the Luos blossomed along with the trees.
Many years later, the crops here had reached a height of more than one meter. However, the area was hit by a sudden storm with hailstones as big as eggs. Since the ground was covered in a layer of hailstones of over one chi (a unit of length; 1 chi = 33 cm), it seemed that the crops would fail again. Once again, people went up to the mountain to dig up herbs and grass roots.
However, when they reached Erdaoliang, they were all dumbfounded. Instead of the hailstones they expected, they found numerous golden apricots hanging from the trees all around the mountain. People picked the fruits and took them home to make apricot congee.
The Luos and the Zhangs were delighted that the apricots on the mountain had helped the local community weather the storm. The story later travelled all the way to Beijing. To their surprise, a letter from an old relative, Luo Mingchun, who served as an official in the court, arrived at the Luo family house. The old man wrote he hoped to be buried under the tower of Luo after his death, because he wanted to safeguard the tower and the apricot trees forever. Today, the tomb of Luo Mingchun and the apricot trees form a wonderful scene along the ancient Great Wall, which attracts countless tourists to take photos and see the beautiful apricot blossoms.