Mondriaancollectie Gemeentemuseum Den Haag

Het Gemeentemuseum is bijzonder trots dat het zich de thuishaven van de grootste collectie kunstwerken van Piet Mondriaan mag noemen. Maar hoe komt het museum eigenlijk aan al deze werken? Op deze Mondriaan Maandag een aantal fragmenten uit de geschiedenis van de Mondriaancollectie.

SAL SLIJPER

Het merendeel van de collectie is door de jaren heen geschonken door privéverzamelaars. De belangrijkste verzamelaar in deze geschiedenis is Salomon Slijper geweest, een makelaar uit Laren die Mondriaan in de zomer van 1915 heeft leren kennen. Het werk dat hij als eerste heeft gezien en ook heeft aangeschaft, Compositie No. IV (1914) schenkt hij in 1964 aan het Gemeentemuseum. Slijper heeft veel contact met toenmalig museumdirecteur Louis Wijsenbeek en samen organiseren ze Mondriaantentoonstellingen over de hele wereld. Hierdoor ontstaat er een hechte band tussen het museum en de verzamelaar, en blijkt na Slijpers overlijden in 1971 dat hij zijn gehele collectie aan het Gemeentemuseum heeft nagelaten.

ALBERT VAN DEN BRIEL

Eerder, in 1956, heeft Wijsenbeek al een schenking in ontvangst mogen nemen van Mondriaans jeugdvriend Albert van den Briel. Mondriaan en Van den Briel hebben rond 1904 een klein jaar in het Brabantse Uden doorgebracht, waar Mondriaan ver weg van het drukke stadsleven vooral boerderijen, schuren en koeien schilderde. Als Mondriaan besluit terug te keren naar Amsterdam, laat hij zijn jonge herdershond Beppie bij Van den Briel achter. De twee blijven nog lang bevriend, Van den Briel zal Mondriaan nog met enige regelmaat in Parijs komen opzoeken. Een belangrijk werk uit de schenking die Van den Briel in 1956 aan het Gemeentemuseum doet is Compositie met Grijze Lijnen (1918), een geheel abstract canvas, dat Mondriaan eerst als vierkant opzet, maar uiteindelijk op z’n punt neerzet en zo tot zijn eerste ruitvormige schilderij komt.

DE NEDERLANDSE STAAT

In 1998 komt, door een aankoop van de Nederlandse Staat, het kroonjuweel van de collectie naar het museum. Dit is het laatste schilderij waar Mondriaan aan heeft gewerkt, de Victory Boogie Woogie (1942-1944). De laatste anderhalf jaar van zijn leven staan in het teken van dit doek en de zoektocht naar de perfecte balans en harmonie in de compositie. Het is een ware zoektocht, waarin Mondriaan dankbaar gebruik maakt van een nieuwe uitvinding die hij in Amerika ontdekt: gekleurde tape. Met deze tape kan hij kleurvlakjes eenvoudig verplaatsen en zo vele verschillende combinaties uitproberen, zonder het doek al te veel te beschadigen. In de onvoltooide staat laat het schilderij Mondriaans zoekende en intuïtieve werkwijze zien, bruisend van energie, zoals hij het leven ervoer in de stad die nooit slaapt.

ALS EERSTE TENTOONGESTELD

In 2013 komt er een nieuwe langdurige bruikleen naar het museum, en wel van het eerste schilderij dat Mondriaan ooit publiekelijk heeft geëxposeerd. Het is het werk Mand met Appelen, dat Mondriaan schildert in 1891, als hij negentien jaar oud is. Hij woont dan nog bij zijn familie in Winterswijk en studeert hard voor de examens om het diploma voor tekenleraar te halen. Het stilleven uit 1891 laat zien hoe Mondriaan aansluiting zoekt bij de traditie van het stilleven, een onderwerp waar hij ook later op de kunstacademie in Amsterdam nog les in zal krijgen. Na de eerste tentoonstelling in 1892, georganiseerd door het Utrechtse Genootschap Kunstliefde, komt het schilderij in een privécollectie terecht en wordt het aan het publieke oog onttrokken.

Nu, 125 jaar later, zal het werk dankzij deze bijzondere bruikleen weer voor het eerst voor het publiek te zien zijn, in de nieuwe tentoonstelling die komend weekend opent: De Ontdekking van Mondriaan.