Kunstmuseum Den Haag heeft een schatkamer van meer dan 160.000 kunstwerken. Hier werken we aan de online ontsluiting van de hoogtepunten uit deze collectie.
Na zijn aankomst in New York in 1946 begon Boris Lurie te werken aan een serie kunstwerken waarin hij reflecteerde op zijn ervaringen in de jaren ervoor. Lurie beschouwde deze afbeeldingen van zijn familie en het leven in de kampen niet als een onderdeel van zijn oeuvre. Daarom bleven ze privé en werden ze pas na zijn dood in het openbaar getoond.
In Women in Courtyard beeldt Lurie een groep vrouwen af met naakte, gedesintegreerde lichamen. Het werk uit 1946 is een vroeg voorbeeld uit Luries serie Dismembered Women, waarin grote vrouwen met losse ledematen in fetisjistische houdingen zijn afgebeeld. In deze serie gaf Lurie uiting aan de mengeling van verlangen en afkeer die hij voelde bij zijn kennismaking met de vrouwen van New York, die hij na zijn lange jaren van extreme ontbering als corpulent beschouwde. Vermoedelijk staat de desintegratie van de vrouwenfiguren ook symbool voor het verlies van de vrouwen in Luries eigen leven.
After arriving in New York in 1946, Boris Lurie started working on a series of artworks in which he reflects on his experiences of the previous years. As Lurie did not consider these images of his family and life in the camps as part of his oeuvre, they remained private and were only shown publicly after his death.
Painted in 1946, the work is an early example of Lurie’s series of Dismembered Women, which features large women with detached limbs in fetishized positions. In this series, Lurie expressed the mixture of desire and revulsion he experienced when encountering the women of New York whom, after his long years of extreme deprivation he perceived as corpulent. Presumably, the disintegration of the female figures also exemplifies the loss of the women in Lurie’s own life.