Vier grote liefdes in het leven van Mondriaan

Voor alles was Piet Mondriaan een schilder. Maar naast zijn liefde voor de kunst, had hij ook andere liefdes in zijn leven. Vandaag aandacht voor de vier zaken met een onmiskenbare aanwezigheid in het leven van Mondriaan.

  • Het staat buiten discussie dat de schilderkunst het allerbelangrijkste was in Mondriaans leven. Als kleine jongen wilde hij al kunstenaar worden, en hij heeft er alles aan gedaan om deze roeping te volgen. Zijn oeuvre, dat zich ontwikkelt van figuratief naar abstract, is hier de ultieme getuige van.

  • Als Mondriaan in 1912 naar Parijs gaat, ontdekt hij daar de nieuwste muziek: Jazz. Er wordt op gedanst alsof het leven ervan afhangt, vrij en sensueel. Mondriaan is een fervent danser - eerst oefent hij de pasjes thuis, met de muziek op zijn grammofoonspeler. Als hij de dansen onder de knie heeft, brengt hij ze tot uitvoering op de dansvloeren van de jazzcafés - mits hij iemand kan vinden om mee te dansen. In de jazz speelt improvisatie een belangrijke rol speelt, iets dat Mondriaan ook wil doorvoeren in zijn kunst.

  • Mondriaan heeft veel vrouwelijke vrienden, die bijvoorbeeld een oogje in het zeil houden of hem helpen met het verkopen van zijn werk. Tot Mondriaans grote verbazing is Tonia, de vrouw van uitvinder en ingenieur Willem Stieltjes en woonachtig in Parijs, geïnteresseerd in zijn kunsttheoretische teksten. Ze kunnen hier goed over discussiëren - iets wat Tonia extra aantrekkelijk maakt voor Mondriaan. Als zij in 1932 overlijdt, schrijft hij in een brief: “Nu heb ik in Parijs helemaal niemand meer.”

  • Vlak voordat Mondriaan naar Parijs vertrekt, laat hij in Amsterdam zijn horoscoop trekken. Het boekje met uitgebreide voorspellingen over de jaren die voor hem liggen, is representatief voor zijn interesse in spiritualiteit. Zo is hij lid van de theosofische vereniging en kunnen zijn schilderijen worden gezien als uiting van zijn zoektocht naar het geestelijke in de kunst. Waar hij eerst probeert om deze figuratief te vatten (zoals in Evolutie, 1911), realiseert hij zich na zijn vertrek naar Parijs dat de abstractie hier veel geschikter voor is.